De jonge vrouw die alleen op de eerste rij zat
De jonge vrouw die alleen op de eerste rij zat was door haar nieuwsgierigheid naar zaal Oud Oostende in de Ieperstraat gelokt. Die zondagavond 23 januari 1949 was een lezing uit Claus’ werk aangekondigd. Het hele weekend was er op een boekenbeurs het manuscript van zijn debuutroman tentoongesteld. Dat lag niet meteen voor de hand: dat debuut was nog niet gepubliceerd, maar het ging dan ook – aldus het strooibiljet gedrukt op de persen van zijn vader – om de dichter die onthaald was als ‘het meest verrassende temperament onder de debutanten sedert de bevrijding’. Ook een foto van het negentienjarige wonderkind stond erop afgedrukt. Niet zo’n gelukkige foto vond het kind zelf: ‘Ik zie er uit als een goalkeeper.’
Elly Overzier vond zijn verschijning meevallen. ‘Ik zag een dunne man, een jongen nog, met hoge laarzen en lange woeste krullen. Ik was diep onder de indruk van zijn gedichten en van hem.’ Het gevolg laat zich raden: ter plekke viel ze voor hem. ‘Maar hij bekeek me nauwelijks,’ zo vertelde ze me meer dan een halve eeuw later. ‘Ik ben vertrokken met een gevoel van spijt dat ik hem niet te spreken had gekregen. Tot ik achter mij op straat een stem hoorde: “Mag ik met u meelopen?” Et voilà, we zijn gaan wandelen op de dijk van Oostende.’ In haar herinnering lag er sneeuw, in de zijne was het mistig, maar over één iets waren ze het eens: het was liefde op het eerste gezicht. Elly was twintig toen ze elkaar ontmoetten, een maand of vier ouder dan hij.
Uit: De levens van Claus van Mark Schaevers